De Koffieboonspin, Steatoda bipunctata (Linnaeus, 1758), behoort tot de familie van de kogelspinnen (Theridiidae). Wereldwijd telt deze familie 2487 soorten, waarvan er 228 in Europa leven. Het genus Steatoda is er met 13 soorten vertegenwoordigd.
De Koffieboonspin wordt in alle Europese landen aangetroffen. Het is een soort van de laaglanden tot heuvels van 800m boven zeeniveau, hoewel er meldingen zijn van hoogtes tot 2000 m in bv. de Alpen.
Niet kieskeurig
Haar driedimensionale web bouwt ze veelal in of aan gebouwen, bv. onder vensterbanken of onder rommel in kelders en tuinhuizen. De Koffieboonspin is niet kieskeurig en ze kan zelfs overleven in vrij droge ruimtes. Ze wordt echter ook buitenshuis aangetroffen, soms in rotsspleten, maar vaak onder loszittende schors van bomen of onder stenen in tuinen. Op sommige plaatsen kan ze vrij algemeen voorkomen en de soort wordt dan ook niet beschouwd als bedreigd.
Efficiënte ‘opruimer’
Vaak is in het web een dikker gesponnen ‘matgedeelte’ zichtbaar, waaraan verticale en zijwaartse draden worden bevestigd. De vangdraden zijn meestal verticale, strak opgespannen draden, die onderaan kleefstof bevatten. Wanneer een prooi daar tegen loopt, blijft ze kleven en komt de draad los van de bodem.
Dit type web wordt ook wel “galgweb” genoemd. In een holte vlak bij het web heeft de spin haar schuilplaats en voelt ze de trillingen die de prooi in het web veroorzaakt. De Koffieboonspin haast zich dan om de prooi te overmeesteren. Deze soort vangt zelfs grote prooien zoals huisspinnen en is een efficiënte ‘opruimer’ van allerlei in huis levende ongewervelden (foto 2).
Vettig
De lichaamslengte van de vrouwtjes bedraagt 4,5–7 mm en van de mannetjes 4–5,5 mm. Het enigszins afgeplatte achterlijf is glanzend, wat het een vettig of wassen uitzicht geeft. In het Duits noemt men de spin dan ook “Fettspinne” (foto 3). De basiskleur van het kopborststuk en achterlijf is bruin in allerlei tinten. Over het achterlijf loopt een -soms minder zichtbare- lichtere middenstreep en ook de voorzijde heeft een lichtere band.
Zoals de Nederlandse naam zegt, doet het achterlijf van deze spin denken aan een koffieboon. Als ze verstoord wordt, trekt ze haar poten in en wordt ze ook ovaal zoals een koffieboon (foto 4)
‘Zingende’ spin
De Koffieboonspin kan het hele jaar door gevonden worden, maar de mannetjes worden het meest opgemerkt tijdens het paarseizoen van juni tot oktober (hoewel paring ook in de lente kan plaatshebben). Zij hebben opvallend grote verdikkingen aan het einde van de tasters (palpen), die je ook met het blote oog duidelijk kan opmerken (foto 5).
Wanneer het mannetje geparfumeerde draden van een volwassen vrouwtje vindt, maakt hij tsjirpende geluiden. Deze worden voortgebracht door de scherpe rand aan de voorkant van het achterlijf tegen een vijlachtig ‘stridulatie-orgaan’ aan de achterkant van het kopborststuk te wrijven. Het vrouwtje wordt door dit geluid uit haar schuilplaats gelokt, waarna de paring kan plaatsvinden. Het mannetje “zingt” dus om het vrouwtje te verleiden.
In tegenstelling tot de Zwarte weduwe, is het mannetje van de Koffieboonspin niet veel kleiner dan het vrouwtje en wordt dan ook niet zo vaak door dat vrouwtje gevangen en opgegeten.
Het vrouwtje legt tussen de 50 en 100 roze eitjes in een witte cocon die ze in haar web hangt.
De Koffieboonspin is eigenlijk met geen enkele andere inheemse soort te verwarren.
Waarom is de Koffieboonspin verkozen tot Europese Spin van het Jaar 2018?
Vooreerst wordt deze soort vaak in de buurt van mensen gevonden en is ze relatief makkelijk te herkennen. Verder staat ze model voor de vele kogelspinnen die niet gevaarlijk zijn, in tegenstelling tot de Zwarte weduwen, die gevaarlijk giftig kunnen zijn voor mensen en waarvoor we terecht best een grote voorzichtigheid aan de dag leggen. Het tsjirpende geluid van de mannetjes is ook een leuke eigenschap van de soort.
Via een initiatief als de Spin van het Jaar hopen we niet alleen een minder populaire diergroep als de spinnen onder de aandacht te brengen, maar ook dat een breder publiek deze soort zal melden, zodat onderzoekers nieuwe gegevens ontvangen over de huidige verspreiding van de Koffieboonspin.
Het volstaat om de hoekjes en kantjes van je huis eens te controleren op de aanwezigheid van de Koffieboonspin en de waargenomen exemplaren te fotograferen en te melden via de meldingssite van Natuurpunt: www.waarnemingen.be of bij bij ARABEL.
De Europese Spin van het Jaar wordt verkozen door 83 arachnologen uit 26 Europese landen. De coördinatie gebeurt door het Naturhistorisches Museum Wien, samen met het ‘Arachnologisches Gesellschaft’ (AraGes) en de European Society of Arachnology (ESA).
Oorspronkelijke tekst: Christoph Hörweg & Jason Dunlop
Nederlandse vertaling: Koen Van Keer
Literatuur
– Atlas der Spinnentiere Europas (Arachnida: Araneae, Opiliones, Pseudoscorpiones, Amblypygi, Solifugae, Scorpiones, Schizomida) für Nuctenea umbratica – (link) (12. Dezember 2017)
– Balkenhol B & Zucchi H 1989 Vergleichende Untersuchungen zur Überwinterung von Spinnen (Araneae) in verschiedenen Habitaten – Zoologische Jahrbücher, Abteilung für Systematik, Ökologie und Geographie der Tiere 116: 161-198
– Bellmann H 2016 Der Kosmos Spinnenführer. Frackh-Kosmos Stuttgart. 429 pp.
– Blick T, Bosmans R, Buchar J, Gajdoš P, Hänggi A, Helsdingen P van, Růžička V, Staręga W & Thaler K 2004 Checkliste der Spinnen Mitteleuropas. Checklist of the spiders of Central Europe. (Arachnida: Araneae). Version 1. Dezember 2004
– CSCF (Centre Suisse de Cartographie de la Faune) 2014 Fauna der Schweiz – Spinnentiere oder Arachniden (Skorpione, Pseudoskorpione, Spinnen, Weberknechte, Milben) – (link) bzw. Verbreitungskarte für N. umbratica: (link) (12. Dezember 2017)
– Gwinner-Hanke H 1970 Zum Verhalten zweier stridulierender Spinnen Steatoda bipunctata und Teutana grossa (Theridiidae, Araneae), unter besonderer Berücksichtigung des Fortpflanzungsverhaltens – Zeitschrift für Tierpsychologie 27(6): 649-678
– Hänggi A, Stöckli E & Nentwig W 1995 Lebensräume mitteleuropäischer Spinnen. Charakterisierung der Lebensräume der häufigsten Spinnenarten Mitteleuropas und der mit diesen vergesellschafteten Arten – Miscellanea Faunistica Helvetiae 4: 1-459
– Helsdingen PJ van 2016 Araneae. In: Fauna Europaea version 2017.06 – (link) (12. Dezember 2017)
– Machač O & Tuf IH 2016 Spiders and harvestmen on tree trunks obtained by three sampling methods – Arachnologische Mitteilungen 51: 67-72 – (link)
– Nentwig W, Blick T, Gloor D, Hänggi A & Kropf C 2017 araneae – Spiders of Europe, version 12.2017 – (link) (12. Dezember 2017)
– Reichholf JH & Steinbach G 1997 Die grosse Enzyklopädie der Insekten, Spinnen- und Krebstiere, Band 1. Bertelsmann Lexikon Verlag Gütersloh. 360 S.
– Steiner E & Thaler K 2004 Höhenverteilung arborikoler Spinnen (Arachnida: Araneae) im Gebirgswald der Zentralalpen (Patscherkofel bei Innsbruck, Nordtirol) – Berichte des naturwissenschaftlich-medizinischen Verein Innsbruck 91: 157-185
– World Spider Catalog 2017 World Spider Catalog, version 18.5. Natural History Museum Bern – (link) (12. Dezember 2017)
Uniek: 50ha aangekocht om populatie Lentevuurspin (Eresus sandaliatus) te redden!
De Lentevuurspin (Eresus sandaliatus) is een soort die endemisch is voor Noordwest-Europa (Rezac et al. 2009*) en die slechts in 8 landen met verspreide populaties voorkomt. Haar voortbestaan is precair en ontlokte aan een verantwoordelijke van het Agentschap voor Natuur en Bos de vergelijking met de situatie van de Reuzenpanda op wereldschaal.
De soort werd in 2009 in ons land ontdekt (Van Keer, 2008**) en in 2012 werd op Balimheide in Lommel een populatie gevonden met een verrassend hoge dichtheid. Monitoring ter plaatse toonde ondertussen aan dat die dichtheid met een alarmerende snelheid afnam. Bovendien is het terrein waar de kolonie zich bevindt, bestemd voor industrie die men in de nabije toekomst zal ontwikkelen.
Voor het eerst in de geschiedenis van ARABEL, zal onze vereniging financieel een duit in het zakje doen voor de aankoop van natuurgebied, met name om een bedreigde spinnensoort tegen uitsterven te behoeden.
We vragen dan ook uitzonderlijk om jouw steun via een bijdrage op de ARABEL-rekening: BE65 0014 4419 4196 met vermelding “steun aankoop Balimheide”.
De Platte wielwebspin of Nuctenea umbratica (Clerck, 1757) behoort tot de familie van de wielwebspinnen (Araneidae). Die telt wereldwijd 3.096 soorten, waarvan er 128 in Europa gevonden zijn. De Platte wielwebspin komt in heel Europa voor, van de laagvlaktes tot in de heuvels (tot ongeveer 800 meter boven zeeniveau), met slechts enkele meldingen uit de bergen (tot 1.000 meter op plaatsen als Tirol).
Pezen
De soort leeft in verschillende habitats. Oorspronkelijk leefde ze enkel op boomstammen, meerbepaald op dood staand hout met losse schors. Maar de Platte wielwebspin paste zich wonderwel aan aan de mens en is vandaag vooral te vinden tegen menselijke constructies als huismuren en hekken. Ze heeft wel altijd gaatjes of spleten nodig als schuilplaats. In Duitsland bv. noemt men de soort vrij vertaald “Kierwielwebspin”.
Deze soort heeft een plat en breed uitzicht en kan zich nog platter maken (foto 2) door inwendige pezen tegen de bovenkant van haar achterlijf aan te trekken. Hierdoor past ze in spleten die voor andere spinnen ontoegankelijk zijn (foto 3). De aanhechtingspunten van de pezen zie je als putjes in haar achterlijf (foto 1).
Straffe verdwijnact
De Platte wielwebspin weeft een relatief groot wielweb (tot 70 cm diameter) waarvan de naaf vaak niet in het midden ligt, maar opgeschoven is in de richting van de schuilplaats van de spin. Toch blijkt ook dit geen betrouwbare manier om de spin te localiseren wanneer ze niet in haar web vertoeft. De Platte wielwebspin is een meester in het onvindbaar-zijn. De meeste wielwebspinnen zijn vrij eenvoudig te vinden door de zogenaamde ‘signaaldraad’ te volgen. Dat is de draad waarlangs de spin trillingen opvangt wanneer er een insect in haar web beweegt. De draad loopt van de naaf van het web naar de schuilplaats van de spin. Arachnologen hoeven dus maar te kijken naar waar die draad loopt om de spin te vinden. De Platte wielwebspin maakt het ons echter een stuk moeilijker. Zij weeft vaak geen duidelijke signaaldraad of soms zelfs een “nep”-signaaldraad! Het zou wel eens kunnen dat ook vogels de truuk met de signaaldraad toepassen om spinnen te vinden en op te eten. In dat geval is het ook niet ondenkbaar dat de Platte wielwebspin zo evolueerde dat ze vogels ging misleiden.
Mottenvanger
Zij brengt de dag door in haar schuilplaats en als het donker wordt gaat ze in het centrum van haar web zitten. Daarbij wordt de onderkant van haar achterlijf zichtbaar en daarop heeft ze nog een speciale aanpassing: langs onder bekeken heeft de Platte wielwebspin twee halve maanvormige (of accent-vormige) lichtgekleurde vlekjes (foto 4). Onderzoek toonde aan dat deze werken als lokmiddel voor onder meer nachtvlinders en dat de spin dus dankzij de vlekjes meer motten in haar web vangt. Hoe dit juist in mekaar zit weet men nog niet heel zeker, maar één verklaring is dat de vlekjes de helmknoppen van bloemen nabootsen en dat ze daarom dus de nachtvlinders aantrekken.
Niet bedreigd
De Platte wielwebsin kan het hele jaar rond gevonden worden, maar is het meest algemeen van juli tot oktober. In sommige habitats kan ze vrij algemeen aangetroffen worden en ze staat voor heel Europa gecatalogeerd als “niet bedreigd”.
Haar natuurlijke vijanden zijn waarschijnlijk in de eerste plaats vogels, andere spinnen en enkele wespensoorten (foto 5). Wanneer de spin ernstig verstoord wordt, laat ze zich op de grond vallen en houdt dan haar poten dicht tegen haar lichaam zonder te bewegen (foto 6).
De mannetjes (foto 7) en vrouwtjes van deze soort verschillen aanzienlijk: zo bedraagt de lichaamslengte van de vrouwtjes 13-16 mm, terwijl de mannetjes slechts 7-10 mm groot worden. De poten van de mannetjes zijn relatief langer en dunner. De basiskleur van deze spin is roodbruin tot zwartbruin en het achterlijf toont een donker, bladvormige tekening (folium) die een lichte rand kan hebben.
Verwarring
Bij ons is Nuctenea umbratica gek genoeg enkel te verwarren met donkere exemplaren van een soort uit een ander genus, namelijk de Brugspin (Larinioides sericatus), maar het folium van deze laatste is lichter en meer prominent aanwezig.
Waarom werd de Platte wielwebspin verkozen als Europese spin van het jaar?
Eerst en vooral is ze vrij algemeen en ondanks haar verborgen levenswijze makkelijk te vinden in de omgeving van huizen. Bovendien is het een vrij grote spin die makkelijk te identificeren is. Ze is interessant door haar verschillende aanpassingen (“nep-signaaldraad”, mogelijkheid om zich platter te maken en lichte “helmknop-vlekjes”). Tenslotte vestigt ze de aandacht op haar vaak zeldzaam geworden oorspronkelijke biotoop, namelijk dood hout en oude bomen.
Via een initiatief als de Spin van het Jaar hopen we niet alleen een minder populaire diergroep als de spinnen onder de aandacht te brengen, maar ook dat het brede publiek deze soort massaal zal melden, zodat onderzoekers nieuwe gegevens ontvangen over de huidige verspreiding van de Platte wielwebspin.
Het volstaat om ‘s avonds eens met een zaklamp langs je huis of tuinhuis te lopen en de waargenomen exemplaren te fotograferen en te melden via de meldingssite van Natuurpunt: www.waarnemingen.be.
Geniet verder vooral van de spin van het jaar!
De Europese spin van het Jaar wordt gekozen door 81 arachnologen uit 26 Europese landen. De coördinatie gebeurt door het Natuurhistorisch Museum van Wenen, samen met het ‘Arachnologische Gesellschaft’ (AraGes) en de European Society of Arachnology (ESA).
spiderling.de –(link)
Wiki of the Spinnen-Forum –(link)
Wikimedia commons –(link)
Arachno –(link)
Literatuur
Atlas der Spinnentiere Europas (Arachnida: Araneae, Opiliones, Pseudoscorpiones, Amblypygi, Solifugae, Scorpiones, Schizomida) für Nuctenea umbratica –(link)(30. November 2016)
Bellmann H 2006 Kosmos-Atlas der Spinnentiere Europas – 3. Auflage. Kosmos Stuttgart. 304 pp.
Blick T, Bosmans R, Buchar J, Gajdoš P, Hänggi A, Helsdingen P van, Růžička V, Staręga W & Thaler K 2004 Checkliste der Spinnen Mitteleuropas. Checklist of the spiders of Central Europe. (Arachnida: Araneae). Version 1. Dezember 2004 – (PDF)
CSCF (Centre Suisse de Cartographie de la Faune) 2014 Fauna der Schweiz – Spinnentiere oder Arachniden (Skorpione, Pseudoskorpione, Spinnen, Weberknechte, Milben) – (link) bzw. Verbreitungskarte für N. umbratica: (link) (30. November 2016)
Hänggi A, Stöckli E & Nentwig W 1995 Lebensräume mitteleuropäischer Spinnen. Charakterisierung der Lebensräume der häufigsten Spinnenarten Mitteleuropas und der mit diesen vergesellschafteten Arten – Miscellanea Faunistica Helvetiae 4: 1-459
Helsdingen PJ van 2016 Araneae. In: Fauna Europaea version 2.6 – (link)(29. November 2016)
Machač O & Tuf IH 2016 Spiders and harvestmen on tree trunks obtained by three sampling methods – Arachnologische Mitteilungen 51: 67-72 – (link)
Nentwig W, Blick T, Gloor D, Hänggi A & Kropf C 2016 araneae – Spiders of Europe, version 11.2016 –(link)(29. November 2016)
Reichholf JH & Steinbach G 1997 Die grosse Enzyklopädie der Insekten, Spinnen- und Krebstiere, Band 1. Bertelsmann Lexikon Verlag Gütersloh. 360 S.
Ressl F & Kust T 2010 Naturkunde des Bezirkes Scheibbs. Tierwelt 4 – Wissenschaftliche Mitteilungen des Niederösterreichischen Landesmuseum 20: 11-436
Steiner E & Thaler K 2004 Höhenverteilung arborikoler Spinnen (Arachnida: Araneae) im Gebirgswald der Zentralalpen (Patscherkofel bei Innsbruck, Nordtirol) – Berichte des naturwissenschaftlich-medizinischen Verein Innsbruck 91: 157-185
Thaler K & Knoflach B 2003 Zur Faunistik der Spinnen (Araneae) von Österreich: Orbiculariae p.p. (Araneidae, Tetragnathidae, Theridiosomatidae, Uloboridae). – Linzer biologische Beiträge 35: 613-655
World Spider Catalog 2016 World Spider Catalog, version 17.5. Natural History Museum Bern – (link)(29. November 2016)
De Kegelspin behoort tot de familie van de wielwebspinnen (Araneidae). Die telt wereldwijd 3.099 soorten, waarvan er 131 in Europa en 38 in België worden gevonden. Het geslacht Cyclosa telt slechts twee soorten in Centraal Europa. Beide leven in ons land.
Niet zeldzaam
De Kegelspin wordt in heel Europa aangetroffen van zeeniveau tot op ongeveer 1.600 m hoogte. De soort verkiest niet al te donkere naaldwouden, waar ze lokaal erg algemeen kan voorkomen, maar je kan ze ook vinden langs bos- en parkwegen of in droog weiland. In Midden-Europa is de Kegelspin niet bedreigd.
Uitzondering
De Kegelspin spint een zeer gelijkmatig en fijnmazig wielvormig web, meestal ongeveer anderhalve meter boven de grond, maar in naaldbomen vind je ze ook wel hoger. In haar web maakt de spin een zogenaamd stabilimentum. Dat is een dikker gesponnen verticale band die door het midden van het web loopt (figuur 1). De spin zit in het centrum van haar web en dus ook op het stabilimentum. Er zijn nog spinnen die zo’n stabilimentum weven (bv. de beroemde Wespspin), maar de Kegelspin bekleedt die zijden band met planten- en prooiresten (figuur 2). In het Engels noemt men de spinnen van het geslacht Cyclosa daarom “trash line spiders”. In het midden van dat lijnvormig bouwwerk laat ze een opening vrij en daar gaat zij dan in zitten. Zo maakt ze de “afvalband” dicht en verdwijnt ze zelf tussen het afval voor het oog van mogelijke aanvallers. Hierdoor is de Kegelspin één van de weinige diersoorten die zelf zijn omgeving zodanig omvormt dat ze er gecamoufleerd in is. Bij de meeste dieren werkt camouflage omgekeerd: zij “passen zich aan” aan de omgeving.
Het is dus vaak goed opletten als je de Kegelspin wil opmerken. Bij verstoring kan de spin zo hard met het web schudden dat haar contouren bijna volledig verdwijnen voor het oog.
Zowel mannetjes (figuur 3) als vrouwtjes zijn actief van de lente (maart/april) tot in de herfst (september/oktober). De eieren worden in het midden van de zomer afgezet op een takje nabij het web; de eicocon wordt ingepakt met blinkende geelachtige draden.
De lichaamslengste (poten niet meegerekend) van vrouwtjes is ongeveer 6-8 mm. Mannetjes zijn wat kleiner (4-4,5 mm) (figuur 4: uniek beeld van mannetje en vrouwtje, samen in web). Het kopborststuk is grotendeels donkerbruin tot zwart; de poten zijn donkerbruin met zwarte ringtekening. Het achterlijf is kleurvariabel: op de rugzijdedonker roodbruin tot zwart, vaak met een wit patroon, en op de buikzijde donkerbruin met twee langwerpige witte vlekken. Het achterlijf loopt uit in een kegelvormige bult (figuur 5) (in deze vorm uniek onder de Belgische spinnen).
Waarom werd de Kegelspin verkozen tot Europese Spin van het Jaar? De belangrijkste reden is dat ze zo uniek is. Het kegelvormige achterlijf maakt deze spin onmiskenbaar en ook het erg fijne en regelmatige web met stabilimentum dragen bij tot de herkenbaarheid in het veld. Door de verkiezing van een Spin van het Jaar wil de arachnologische gemeenschap bijdragen tot een beter begrip en -wie weet- een grotere populariteit van deze nog steeds weinig geliefde diertjes. Daarnaast hopen we dat onderzoekers nieuwe gegevens kunnen bekomen over de recente verspreiding van de gekozen soort. Geniet dus van dit unieke spinnetje en help ons met het melden van nieuwe waarnemingen. Dat kan het best door een goeie foto te posten via Waarnemingen.be, de meldingssite van Natuurpunt.
De Europese Spin van het Jaar werd verkozen door 78 arachnologen uit 26 Europese landen. De coördinatie van de verkiezing gebeurt via het Naturhistorisches Museum Wien, samen met het ‘Arachnologische Gesellschaft’ (AraGes) en de European Society of Arachnology (ESA).
Voor België is de Belgische Arachnologische Vereniging ARABEL de organiserende vereniging. Met vragen kan je terecht bij Koen Van Keer (koenvankeer@telenet.be)
Bellmann H 2006 Kosmos-Atlas der Spinnentiere Europas. 3. Auflage. Kosmos Stuttgart. 304 S.
Blick T, Bosmans R, Buchar J, Gajdoš P, Hänggi A, Helsdingen P van, Růžička V, Staręga W & Thaler K 2004 Checkliste der Spinnen Mitteleuropas. Checklist of the spiders of Central Europe. (Arachnida: Araneae). Version 1. Dezember 2004. – Internet:
CSCF (Centre Suisse de Cartographie de la Faune) 2014 Fauna der Schweiz – Spinnentiere oder Arachniden (Skorpione, Pseudoskorpione, Spinnen, Weberknechte, Milben). – Internet: http://www.cscf.ch/cscf/page-20316_de_CH.html bzw. Verbreitungskarte für A. accentuata:
Hänggi A, Stöckli E & Nentwig W 1995 Lebensräume mitteleuropäischer Spinnen. Charakterisierung der Lebensräume der häufigsten Spinnenarten Mitteleuropas und der mit diesen vergesellschafteten Arten. – Miscellanea Faunistica Helvetiae 4: 1-459
Nentwig W, Blick T, Gloor D, Hänggi A & Kropf C 2015 araneae – Spiders of Europe, version 12.2015. – Internet: http://www.araneae.unibe.ch (16. Dezember 2015)
Reichholf JH & Steinbach G 1997 Die grosse Enzyklopädie der Insekten, Spinnen- und Krebstiere, Band 1. Bertelsmann Lexikon Verlag Gütersloh. 360 S.
Staudt A 2015 Nachweiskarten der Spinnentiere Deutschlands (Arachnida: Araneae, Opiliones, Pseudoscorpiones). – Internet: http://spiderling.de/arages
Thaler K & Knoflach B 2003 Zur Faunistik der Spinnen (Araneae) von Österreich: Orbiculariae p.p. (Araneidae, Tetragnathidae, Theridiosomatidae, Uloboridae). – Linzer biologische Beiträge 35: 613-655
Tso IM 1998 Stabilimentum-decorated webs spun by Cyclosa conica (Araneae, Araneidae) trapped more insects than undecorated webs. – The Journal of Arachnology 26: 101-105
World Spider Catalog 2015 World Spider Catalog, version 16.5. Natural History Museum Bern. – Internet: http://wsc.nmbe.ch (16. Dezember 2015)
De Koninck, H. 2005. ‘De verspreiding van Pirata knorri (SCOPOLI 1763) in de vallei van de Our’. Nwsbr. Belg. Arachnol. Ver., Vol.19, no. 1, pp. 1-3
De Gruyter, J. & Verbist, R. 2005. ‘De Aardspin (Atypus affinis Eichwald) : twee nieuwe vondsten in Kessel en Nijlen met aantekeningen over de constructie van de nestcomplexen en het gedrag’. Nwsbr. Belg. Arachnol. Ver., Vol.19, no. 1, pp. 4-9
Lambeets, K., Bonte, D. & Maelfait, J.-P. 2005. ‘De spinnenfauna (Araneae) van een erosiegeul in het natuurreservaat “De Groeskens” langsheen de Grensmaas (Dilsen-Stokkem)’. Nwsbr. Belg. Arachnol. Ver., Vol.19, no. 1, pp. 10-21
Baert, L. 2005. ‘Compilatie van de literatuur handelend over de spinnen van België verschenen tot en met 2004’. Nwsbr. Belg. Arachnol. Ver., Vol.19, no. 1, pp. 22-26
Lambrechts, J. & Janssen, M. 2005. ‘De spinnenfauna (Araneae) op de taluds van het Albertkanaal tussen Bilzen en Kanne (Riemst): veel variatie in abiotiek resulteert in hoge diversiteit’. Nwsbr. Belg. Arachnol. Ver., Vol.19, no. 2, pp. 37-67
Vanden Borre, J., Bonte, D., Maelfait, J.-P., 2004. ‘Aëronautisch gedrag (‘ballooning’) bij spinnen (Araneae)’, Nwsbr. Belg. Arachnol. Ver., Vol.19, no. 1-2, pp. 1-24.
Van Keer, K., 2004. ‘August Verbruggen schenkt rijke dia-collectie aan Arabel’, Nwsbr. Belg. Arachnol. Ver., Vol.19, no. 1-2, pp. 44-50.
Dekoninck, H., 2004. ‘Vier nieuwe en zeldzame spinnen voor de Belgische fauna’, Nwsbr. Belg. Arachnol. Ver., Vol.19, no. 1-2, pp. 51-54.
Dekoninck, H., 2004. ‘Verslag van het ARABEL-weekend in de Oostkantons’, Nwsbr. Belg. Arachnol. Ver., Vol.19, no. 1-2, pp. 55-57.
Lambrechts, J., Janssen, M., Zwaenepoel, A., 2004. ‘Geen typische bos-spinnenfauna in het Calmeynbos (De Panne, West-Vlaanderen)’, Nwsbr. Belg. Arachnol. Ver., Vol.19, no. 3, pp. 64-77.
Van Keer, K., 2004. ‘Het “Monster van Loch Ness” onder de Belgische spinnen (Eresus sp.) terug waargenomen’, Nwsbr. Belg. Arachnol. Ver., Vol.19, no. 3, pp. 78-79.
Dekoninck, H., Dekoninck, W., Jacobs, M., Versteirt, V., 2004. ‘Drie nieuwe spinnen voor de Belgische fauna’, Nwsbr. Belg. Arachnol. Ver., Vol.19, no. 3, pp. 80-82.
Baert, L., 2004. ‘Korte berichten (1): enkele interessante spinnenvangsten uit het Oosten van ons land’, Nwsbr. Belg. Arachnol. Ver., Vol.19, no. 3, pp. 83-84.
‘Korte berichten (3): Spin van het jaar 2005- De Huiszebraspin- Salticus scenicus (Clerck, 1757)’, Nwsbr. Belg. Arachnol. Ver., Vol.19, no. 3, pp. 86-88.
Vanden Borre, J., Maelfait, J.-P., Bosmans, R., 2003. ‘De genera Diplocephalus, Savignia en Erigonella (Araneae, Linyphiidae, Erigoninae) in België: een beknopte literatuurstudie’, Nwsbr. Belg. Arachnol. Ver., Vol.18, no. 1, pp. 1-19.
Alderweireldt, M., 2003. ‘Spinnenvangsten (Araneae) in de vallei van de Bovenschelde’, Nwsbr. Belg. Arachnol. Ver., Vol.18, no. 1, pp. 20-27.
Lambrechts, J., Janssen, M., 2003. ‘De spinnenfauna van het Vlaams natuurreservaat ‘Vallei van de Drie Beken’: van droge duinen tot venige valleibodem’, Nwsbr. Belg. Arachnol. Ver., Vol.18, no. 2-3, pp. 37-65.
Alderweireldt, M., 2003. ‘Nieuwe waarnemingen van het moeraspareltje Theridiosoma gemmosum (L. Koch, 1877)(Araneae, Theridiosomatidae) in Vlaanderen: minder zeldzaam dan eerst gedacht?’, Nwsbr. Belg. Arachnol. Ver., Vol.18, no. 2-3, pp. 66-69.
Lambrechts, J., Janssen, M., 2003. ‘Monitoring van de ecotunnel: 55 spinnensoorten passeren onder de snelweg E314!’, Nwsbr. Belg. Arachnol. Ver., Vol.18, no. 2-3, pp. 70-77.
Van Keer, K., Van Keer, J., 2003. ‘In België aangetroffen exoten (Araneae) uit de collectie J. Van Keer’, Nwsbr. Belg. Arachnol. Ver., Vol.18, no. 2-3, pp. 78-83.
De Bakker, D., Gurdebeke, S., Van Landuyt, N., Maelfait, J.-P., 2002. ‘De spinnenfauna (Araneae) van een aantal bossen in de omgeving van Gent’, Nwsbr. Belg. Arachnol. Ver., Vol.17, no. 1, pp. 1-14.
Radermecker, A., 2002. ‘Araignées des palses de la réserve naturelle domaniale des Hautes Fagnes (Brackvenn, Eupen, Belgique)’, Nwsbr. Belg. Arachnol. Ver., Vol.17, no. 1, pp. 15-21.
Janssen, M., 2002. ‘Verslag van de ARABEL-excursie in het Vlaams natuurreservaat “Mijnterril” te Heusden-Zolder (Limburg, België) op 16 juni 2001’, Nwsbr. Belg. Arachnol. Ver., Vol.17, no. 2, pp. 25-27.
Lambrechts, J., Janssen, M., 2002. ‘Spinnen in het stuifzand: de arachnofauna van de “Oudsberg” in Meeuwen’, Nwsbr. Belg. Arachnol. Ver., Vol.17, no. 2, pp. 28-49.
Vanacker, D., Deroose, K., Maes, L., Maelfait, J.-P., 2002. ‘Wat is de functie van het web bij de dwergspin Oedothorax gibbosus (Blackwall, 1841)(Erigoninae, Araneae)?’, Nwsbr. Belg. Arachnol. Ver., Vol.17, no. 2, pp. 50-59.
Alderweireldt, M., 2002. ‘Reizende Salticidae: Pellenes geniculatus (Simon, 1868), nieuw voor de Belgische fauna (Araneae, Salticidae)’, Nwsbr. Belg. Arachnol. Ver., Vol.17, no. 3, pp. 65-66.
Vanuytven, H., 2002. ‘Pleidooi voor een meer verantwoord arachnologisch onderzoek’, Nwsbr. Belg. Arachnol. Ver., Vol.17, no. 3, pp. 67-73.
Lambrechts, J., Janssen, M., Hendrickx, F., 2002. ‘4 nieuwe spinnensoorten voor de Belgische fauna’, Nwsbr. Belg. Arachnol. Ver., Vol.17, no. 3, pp. 74-79.
Vanacker, D., Maelfait, J.-P., Hendrickx, F., 2002. ‘Kiest tuberosus vlugger de optimale vochtigheidscondities dan gibbosus in de mannelijk-dimorfische Oedothorax gibbosus (Blackwall, 1841)(Erigoninae, Araneae)?’, Nwsbr. Belg. Arachnol. Ver., Vol.17, no. 3, pp. 80-86.
Baert, L., 2002. ‘Compilatie van de literatuur handelend over de Belgische spinnen verschenen na de Catalogus van de Linyphiidae (Erigoninae)’, Nwsbr. Belg. Arachnol. Ver., Vol.17, no. 3, pp. 87-91.