ARABEL

Belgische Arachnologische Vereniging

Europese spin van het jaar 2025 de Boomzesoog Segestria senoculata (Linnaeus, 1758)

06/02/2025 | Europese Spin van het jaar

De Boomzesoog, Segestria senoculata (Linnaeus, 1758)

Informatie

De Boomzesoog, Segestria senoculata (Linnaeus, 1758), behoort tot de familie van de zesoogspinnen (Segestriidae), die wereldwijd vijf genera en 181 soorten telt. Het genus Segestria bevat 22 soorten. Acht daarvan leven in Europa en drie in België.

Verspreiding, habitat en kwetsbaarheid

De Boomzesoog heeft een Palearctische verspreiding en wordt in heel Europa aangetroffen. Ze leeft op een hoogte van zeeniveau tot aan de boomgrens op ongeveer 2200 m (in de Centrale Alpen). Je vindt de soort doorgaans in bossen en in houtstapels en puinhopen. De soort is algemeen en geschikte habitat is overvloedig voorhanden, waardoor ze als niet bedreigd genoteerd staat in de rode lijsten.

Foto 1: Boomzesoog met gelobde middenband op het abdomen.

Beschrijving

De lichaamslengte bedraagt 7-10 mm voor de wijfjes, terwijl de mannetjes met 6-9 mm iets kleiner zijn. Beide seksen hebben dezelfde kleur en tekening. Het kopborststuk is blinkend bruin en het ovale achterlijf is bleek beige/grijs met op de rugzijde een donkerbruine, zijdelings gelobde middenband. Deze band doet denken aan het donkere patroon van een adder, waardoor de Boomzesoog in het Engels “snake-back spider” wordt genoemd (foto 1). De poten zijn lichtbruin met donkere ringen. De meeste spinnen hebben acht ogen, maar –zoals de Nederlandse naam al verraadt- hebben de zesoogspinnen er maar zes. Die staan in drie groepjes van twee en vormen een “H” wanneer ze van bovenaf worden bekeken (foto 2).

Foto 2: detailbeeld van de zes ogen.

Levenswijze

Zoals alle zesoogspinnen is de Boomzesoog voornamelijk nachtactief en bouwt ze een kenmerkend web om haar prooien te vangen. Dat bestaat uit een gaasachtige buis die wordt gesponnen in scheuren en spleten (onder boomschors, tussen stenen, etc.). Vanuit de ingang van die woonbuis waaieren individuele spinnendraden uit (foto 3). Deze draden bevatten geen kleefstof, maar geven de trillingssignalen door aan de spin in de buis, wanneer er een insect over loopt. Ze worden ‘struikeldraden’ genoemd en rusten her en der op minuscule hoopjes spinnendraad zodat ze de oppervlakte niet raken en dus de trillingen perfect kunnen doorgeven.

Wanneer dus een insect over de draden loopt, zal de spin vliegensvlug uit haar woonbuis komen, de prooi met haar gifkaken vastgrijpen en meesleuren naar de spinselbuis. Daarbij is het intrigerend om te zien hoe de spin bij het naar buiten schieten, meteen de richting van de prooi kiest. Die richting bepaalt ze aan de hand van welke draden een signaal doorspeelden.

Foto 3: web van de Boomzesoog, de struikeldraden zijn duidelijk zichtbaar.

Een bijkomende strategie bestaat erin dat ‘gevaarlijke’ prooien zoals angeldragers of insecten met andere verdedigingswapens (zoals de tangen van een oorworm), die middelen moeilijk of niet kunnen gebruiken eens ze in de spinselbuis worden getrokken. Die is immers te smal om hun wapens erin te kunnen manoeuvreren. Het snel naar binnen trekken van een prooi, is dus een goede strategie voor deze soort.

Na zonsondergang zet de Boomzesoog zich aan de ingang van haar woonbuis in hinderlaag voor passerende prooi (foto 4). De positie van de poten is kenmerkend voor alle zesoogspinnen: de voorste drie potenparen zijn naar voor gericht en het achterste potenpaar naar achter. Ze zijn hierin uniek onder de spinnen!

Foto 4: Boomzesoog in typische hinderlaagpositie, met drie paar poten naar voren gericht en één paar naar achter.

Tijdens het paarseizoen verlaten de mannetjes hun woonbuis om op zoek te gaan naar vrouwtjes. Volwassen mannetjes van de Boomzesoog kunnen het hele jaar door gevonden worden (foto 5). Als zo’n mannetje bij het web van een volwassen vrouwtje arriveert, zal hij op de struikeldraden tokkelen. Als het wijfje niet aggressief reageert, vindt de paring plaats. Het mannetje omklemt het vrouwelijke achterlijf met zijn wijd gespreide kaken.

Na de paring worden de 60 à 180 eitjes door het wijfje bevrucht in haar woonbuis en in een ovale cocon gesponnen. Het duurt ongeveer twee jaar voor de Boomzesoog volwassen is.

Foto 5: volwassen mannetje.

Verwante soorten

Dat geldt ook voor de twee andere Centraal Europese (en tegelijk Belgische) zesoogspinnen:

  • de Muurzesoog, Segestria bavarica, is wat groter (tot 14 mm). De donkere middenband op de rugzijde van het achterlijf lijkt in tegenstelling tot die van de Boomzesoog een lichte stippellijn door het midden te hebben (foto 6). Dit is een zeer algemene soort in bebouwde omgevingen.
  • de Kerkzesoog, Segestria florentina, kan wel tot 22 mm groot worden en heeft meestal een volledig zwart achterlijf. Nog opvallend aan deze laatste zijn de metalliekgroene gifkaken. Dit is een eerder zuidelijke soort, die bij ons een stuk zeldzamer is dan de andere twee soorten.

Zowel de Muurzesoog als de Kerkzesoog zijn bij ons meestal tegen gebouwen te vinden.

Foto 6: Verschil in achterlijf tussen de drie Belgische soorten.

Waarom is de Boomzesoog verkozen tot Europese Spin van het Jaar?

Met deze soort wordt voor het eerst een vertegenwoordiger van de weinig gekende spinnenfamilie van de Zesoogspinnen voorgesteld en ze vertoont toch enkele bijzondere eigenschappen: zes ogen in plaats van acht, een karakteristiek web met bijbehorende spectaculaire jachttechniek en een positie van de poten die uniek is onder de spinnen!

Met de verkiezing van de spin van het jaar proberen we niet enkel een minder populaire diergroep eens in een beter daglicht te zetten, maar tegelijk hopen wetenschappers meer gegevens te verzamelen over haar huidige verspreiding. En met dit in het achterhoofd: hou je ogen open op je volgende wandeling in een bos en help met het documenteren van deze soort door je waarneming te melden (liefst met foto) bv. via de app ObsIdentify.

De Europese Spin van het Jaar wordt gecoördineerd door het Naturhistorisches Museum Wien, in samenwerking met het Arachnologische Gesellschaft (AraGes) en de European Society of Arachnology (ESA).

Christoph Hörweg, Norbert Milasowszky & Koen Van Keer

>