ARABEL

Belgische Arachnologische Vereniging

Europese spin van het Jaar 2012 – de Gewone grottenspin ‘Meta menardi’ (Latreille, 1804)

21/07/2012 | Europese Spin van het jaar

Meta_mena_BV_01
Foto 1: Mannetje van de Gewone grottenspin op een gladde rotswand. (ARABEL Beeldbank © Bert Van Der Krieken)

esy12_2
Foto 2: Vrouwtje Meta menardi met typische eicocon bevestigd aan een dunne spinseldraad. (© Heiko Bellmann)

esy12_3
Foto 3: De Gewone grottenspin met prooi verhangen aan het wielweb. (© Klaus Bogon)

esy12_4
Foto 4: Het typische rudimentaire wielweb van de Gewone grottenspin. dit wordt amper gebruikt voor prooivangst. (© Klaus Bogon)

esy12_5
Foto 5: Gekende verspreiding van de Gewone grottenspin in België. De symbolen vertegenwoordigen een 5 x 5 km UTM-hok: gegevens ARABEL-databank (bolletjes) en de nieuwe locaties in Vlaanderen (sterretjes)

De eer als Europese Spin van het Jaar 2012 en, voor de eerste maal, een dubbelverkiezing als Grottensoort van het Jaar, viel de beurt aan een bijzondere strekspin (Tetragnathidae). Als bewoner van ondergrondse habitats verkozen Europese arachnologen dit jaar de Gewone grottenspin, Meta menardi (Latreille, 1804).

De Gewone grottenspin is één van de 955 gekende soorten strekspinnen wereldwijd. In Europa werden tot dusver 29 soorten vastgesteld, waarvan in België vijftien soorten voorkomen.

De Gewone grottenspin is wijd verbreid binnen de Palaearctische regio. Ze komt voor in allerlei donkere, ondergrondse habitattypes. In België betreft dit in grotten, spelonken of verlaten groeves in Wallonië of mergelgroeves en verlaten mijnschachten in Limburg. Meta menardi blijkt echter ook te gedijen in andere duistere, lugubere urbane milieus zoals rioleringen, oude beerputten en kelders. Een gemiddelde vochtigheidsgraad en quasi constante temperatuur boven 7°C genieten de voorkeur, terwijl tochtige en zeer vochtige leefruimtes eerder worden vermeden. Nochtans, in verlaten (spoorweg)tunnels vormen donkere, diepe nissen in de tunnelwand een geschikte leefplaats.

De lichaamslengte bedraagt 11 tot 13mm bij mannetjes en 14 tot 17mm bij vrouwtjes. Het donkere, roodbruine kopborststuk contrasteert met het lichte tot donkerbruine achterlijf waarop meestal twee duidelijke, donkerdere plekken zijn te onderscheiden. Beide lichaamsdelen zijn getooid met een donkere, bijna zwarte tekening. De poten zijn okerkleurig tot bruin en zwart geringeld. Eigenlijk is de Gewone grottenspin enkel te verwarren met de Holenwielwebspin, Metellina merianae (Scopoli, 1763): een kleinere, eerder grijs gekleurde verwante soort met meer uitgebreide donkere tekening op het kopborststuk.

Tijdens de vroege zomermaanden geschiedt de voortplanting. Daarna, midden juli tot augustus, spint het vrouwtje een twee tot drie cm grote cocon rond 200 à 300 eitjes. De cocon wordt aan een dunne spinseldraad opgehangen. De moederzorg duurt twee tot drie maanden, tot wanneer het vrouwtje sterft. De aftakeling van het spinsel rond de eitjes wordt duidelijk wanneer de juveniele spinnen doorheen de coconwand rond eind augustus zichtbaar worden. Echter, de jonge spinnen verlaten de beschermende cocon niet tot de volgende lente. Wanneer de eerste instars het spinsel openscheuren, migreren ze zich richting de ingang van de donkere verblijfplaats. Daar verblijven ze enkele dagen tot weken. Sommige jonge spinnen verlaten zo hun oude stek en begeven zich naar andere duistere plekken, anderen zijn meer honkvast en resideren. Deze vorm van ‘risicospreiding’ zorgt enerzijds voor de verdere verspreiding van de Gewone grottenspin maar ook voor het behoud van lokale populaties. De Gewone grottenspin bereikt een leeftijd van twee tot drie jaar, in tegenstelling tot de meeste andere inheemse spinnensoorten die amper een jaar leven.

De 20 tot 30cm grote rudimentaire wielwebben met hangende vangdraden worden nauwelijks gebruikt om prooien te vangen. Daarentegen brengt Meta menardi veel tijd door op de rotsige of stenen wanden van haar woonst, jagend op pissebedden, kevers, duizend- en miljoenpoten, overwinterende vlinders en andere kleinere dieren; zelfs slakken staan occasioneel op het menu. Prooien worden via dunne spinseldraden aan het wielweb bevestigd. Dergelijke actief jachtgedrag, zonder het gebruik van een web, is eerder primitief en gezien als een gedragsmatige aanpassing als ‘grottensoort’.

De dubbelverkiezing Europese Spin én Grottensoort van het Jaar onderlijnt de vlotte samenwerking tussen speleologen en (grotten)biologen. Biologen vertrouwen vaak blind op de lokale kennis van speleologen ten einde kennislacunes over grotecosystemen in te vullen en meer inzichten te verwerven in hun functionaliteit en evolutie.

Houd je ogen wijd open bij een bezoek aan duistere, ondergrondse plekken; de Gewone grottenspin beloert je van op een gladde rotswand!

Oorspronkelijke tekst: Christoph Hörweg

Nederlandse vertaling: Kevin Lambeets

Gegevens uit België kunnen, liefst met foto, worden ingegeven op waarnemingen.be. Op die manier krijgen we een goed beeld van de huidige verspreiding van de Gewone grottenspin in België.

Contact voor België:

Koen Van Keer, secretaris Belgische Arachnologische Vereniging ARABEL vzw
koenvankeer@telenet.be

Kevin Lambeets, Belgische Arachnologische Vereniging ARABEL vzw
kevin.lambeets@gmail.com

Deelnemende landen (84 juryleden uit 24 landen):

Albanië, Oostenrijk, België, Bulgarije, Tsjechische Republiek, Denemarken, Finland, Frankrijk, Duitsland, Groot-Brittannië, Hongarije, Ierland, Italië, Liechtenstein, Nederland, Noorwegen, Polen, Portugal, Servië, Slovakije, Slovenië, Spanje, Zweden, Zwitserland.

Steunende verenigingen:

Verspreidingskaarten:

Benelux:
tuite.nl

Duitsland:
spiderling.de

Groot-Brittannië:
srs.britishspiders.org.uk

Tsjechische Republiek:
pavouci-cz.eu

Europa:
spiderling.de,
araneae.unibe.ch,
faunaeur.org

Foto’s:

arabel.ugent.be

spiderling.de

wikimedia.org

Wiki van het spinnenforum:

wiki.spinnen-forum.de

Literatuur:

BELLMANN H. (2006): Kosmos-Atlas Spinnentiere Europas. 3. Auflage. Kosmos, Stuttgart. pp.304.

BLICK T., R. BOSMANS, J. BUCHAR, P. GAJDOŠ, A. HÄNGGI, P. VAN HELSDINGEN, V. R?ŽI?KA, W. STAR?GA & K. THALER (2004): Checkliste der Spinnen Mitteleuropas. Checklist of the spiders of Central Europe. (Arachnida: Araneae). Version 1. Dezember 2004. – Internet: http://www.arages.de/checklist.html#2004_Araneae (18.10.2011).

ECKERT R. & M. MORITZ (1992): Meta menardi (Latr.) und Meta merianae (Scop.): Zur Lebensweise und Verbreitung der beiden häufigsten Spinnen in den Höhlen des Harzes, des Kyffhäusers, Thüringens und des Zittauer Gebirges. – Mitteilungen aus dem Zoologischen Museum Berlin 68: 345-350.

HÄNGGI A., E. STÖCKLI & W. NENTWIG (1995): Lebensräume mitteleuropäischer Spinnen. Charakterisierung der Lebensräume der häufigsten Spinnenarten Mitteleuropas und der mit diesen vergesellschafteten Arten. – Miscellanea Faunistica Helvetiae 4: 1-459..

HEIMER S. & W. NENTWIG (1991): Spinnen Mitteleuropas. Paul Parey, Berlin, Hamburg. pp.543.

HELSDINGEN P.J. VAN (2011) Araneae. In: Fauna Europaea Database (Version 2011.1). – Internet. http://www.european-arachnology.org/reports/fauna.shtml (18.10.2011).

NENTWIG W, T. BLICK, D. GLOOR, A. HÄNGGI & C. KROPF (2011): Spinnen Europas. Version 6.2011. – Internet: http://www.araneae.unibe.ch (18.10.2011).

NOVAK T., T. TKAVC, M. KUNTNER, A.E. ARNETT, S.L. DELAKORDA, M. PERC & F. JANŽEKOVI? (2010): Niche partitioning in orbweaving spiders Meta menardi and Metellina merianae (Tetragnathidae). – Acta Oecologica 36: 522-529.

NYFFELER M. & W.O.C. SYMONDSON (2001): Spiders and harvestmen as gastropod predators. – Ecological Entomology 26: 617-628.

PLATNICK N.I. (2011): The world spider catalog, version 12.0. American Museum of Natural History. – Internet: http://research.amnh.org/iz/spiders/catalog (18.10.2011).

PÖTZSCH J. (1966): Notizen zur Ernährung und Lebensweise von Meta menardi Latr. (Araneae; Araneidae). – Abhandlungen und Berichte des Naturkundemuseums Görlitz 41(10): 1-24.

SMITHERS P. (2005): The diet of the cave spider Meta menardi (Latreille 1804) (Araneae, Tetragnathidae). – The Journal of Arachnology 33: 243-246.

STAUDT A. (2011): Nachweiskarten der Spinnentiere Deutschlands (Arachnida: Araneae, Opiliones, Pseudoscorpiones). – Internet: http://spiderling.de/arages bzw für M. menardi und M. bourneti:
http://spiderling.de/arages/Verbreitungskarten/species.php?name=metme1
http://spiderling.de/arages/Verbreitungskarten/species.php?name=metbou (18.10.2011).

>