Europese spin van het jaar 2019 – de Bosmierspringspin Myrmarachne formicaria (De Geer, 1778)
De Bosmierspringspin, Myrmarachne formicaria (De Geer, 1778), behoort tot de familie van de springspinnen (Salticidae). Wereldwijd telt deze familie 6.097 soorten (op 09/12/2018), waarvan er 345 in Europa leven. Drie soorten vertegenwoordigen er het geslacht Myrmarachne, maar enkel de Bosmierspringspin komt voor in Centraal Europa.
Myrmarachne formicaria wordt gevonden in het Palearctisch gebied. De soort heeft haar natuurlijke areaal in Europa en werd ingevoerd in de Verenigde Staten. Doorgaans verkiest de soort warmere plaatsen op vlaktes of heuvelachtige zones tot op een hoogte van 800 meter boven zeeniveau. Plaatselijk is ze niet zeldzaam en over het algemeen wordt ze als niet bedreigd beschouwd.
Veel springspinsoorten hebben een eerder compacte lichaamsbouw. De Bosmierspringspin heeft een langwerpig lichaam van 5 tot 6,5 mm lang, dat op dat van een mier lijkt (foto 1). De basiskleur van het kopborststuk is oranjebruin waarbij het kopgedeelte donkerder gekleurd is. Het uitgestrekt ovale achterlijf is geel tot oranjebruin, met het achterste derde zwart gekleurd. Het achterlijf is met het kopborststuk verbonden door een smalle taille, vergelijkbaar met de petiolus van een mier. De poten zijn geel tot oranje met zwarte markeringen en lengtestrepen aan de zijkant (foto 2). De voorste poten zijn geringd en hebben heel donkere en enigszins verdikte metatarsi (=voorlaatste segment van de poten), wat ze doet gelijken op de antennen van een mier. De achterste ogen zijn redelijk groot en in grootte en positie gelijkend op de ogen van een mier!
De vrouwtjes hebben normaal gevormde monddelen, maar die van de mannetjes zijn bijna horizontaal naar voor gericht en zijn lang en afgeplat (foto 3). Op die manier zijn de seksen makkelijk van mekaar te onderscheiden. Tijdens de paring presenteren de mannetjes zichzelf aan de vrouwtjes met hun vergrote kaken. Die worden ook gebruikt in rituele gevechten met andere mannetjes, waarbij de twee opposanten tegenover mekaar staan en mekaar bedreigen met opengesperde kaken.
Zoals alle springspinnen, maakt ook de Bosmierspringspin geen web om haar prooien te vangen, maar besluipt ze haar prooi. Daarbij maakt ze onder meer gebruik van de voor springspinnen typische grote voorste middenogen (foto 4). De soort leeft voornamelijk op de grond of in bladerstrooisel, meestal in de nabijheid van de mieren die ze nabootst, zoals Myrmica rubra of Bosmiersoorten (Formica ssp.). Deze spinnen worden in verschillende habitats aangetroffen. Meestal gaat het om droge graslanden of warme boomgaarden, maar soms zien we ze ook in meer vochtige tot zelfs natte plaatsen zoals natte graslanden of rietkragen.
Mier-nabootsende springspinnen kunnen gedurende het hele jaar gevonden worden, maar de belangrijkste activiteitsperiode loopt van april tot augustus. Overwinteren doen ze vaak in lege slakkenhuisjes.
De Bosmierspringspin bootst mieren na, niet om deze op te eten, want haar belangrijkste voedsel zijn kleine vliegjes en mugjes, met regelmatig ook plaaginsecten zoals bladluizen. De soort profiteert vooral van het feit dat mieren door hun agressiviteit relatief weinig vijanden hebben, waardoor de spinnen ook minder het slachtoffer worden van sluip- en graafwespen, of vogels. Zij zijn dus een mooi voorbeeld van “beschermende mimicry”.
Bosmierspringspinnen bootsen niet alleen het uiterlijk na van mieren, maar ook de bewegingen! In de eerste plaats de manier waarop ze lopen: In plaats van de meer typische afgebroken springspin-stijl, nemen ze een “mierachtige” beweging aan met korte loopfases alsof ze een feromonenspoor volgden. Daarnaast gebruikt de spin doorgaans slechts drie van haar vier potenparen om te lopen en houdt ze haar eerste potenpaar in de lucht, zoals de antennen van een mier (foto 5). Dankzij specifieke bewegingen van die voorpoten, worden de grote koplampvormige voorogen van de spin slim verborgen.
In Centraal-Europa zijn er twee andere geslachten van mier-nabootsende springspinnen, nl. Synageles en Leptorchestes. De algemene Slanke mierspringspin (Synageles venator; zie de foto van de maand december 2018) meet slechts 3 tot 4 mm lang, terwijl de Grote mierspin (Leptorchestes berolinensis) ongeveer dezelfde lengte heeft als de Bosmierspringspin. Ze onderscheidt zich van die laatste echter door het ontbreken van een verhoogde koppartij van het kopborststuk.
De mierenmimicry van de Bosmierspringspin is de belangrijkste reden waarom deze soort verkozen werd tot Europese Spin van het Jaar.
Via een initiatief als de Spin van het Jaar hopen we niet alleen een minder populaire diergroep als de spinnen onder de aandacht te brengen, maar ook dat een breder publiek deze soort zal melden, zodat onderzoekers nieuwe gegevens ontvangen over de huidige verspreiding van de Bosmierspringspin.
Ga dus gerust eens op zoek naar deze intrigerende soort en meldt eventuele waargenomen exemplaren door ze te fotograferen en in te voeren op de meldingssite van Natuurpunt: www.waarnemingen.be.
De Europese Spin van het Jaar wordt verkozen door 83 arachnologen uit 26 Europese landen. De coördinatie gebeurt door het Naturhistorisches Museum Wien, samen met het ‘Arachnologisches Gesellschaft’ (AraGes) en de European Society of Arachnology (ESA).
Oorspronkelijke tekst: Christoph Hörweg & Jason Dunlop
Nederlandse vertaling: Koen Van Keer